In de jaren '70 werkt Frans de Wit aan een voorstel voor een beeld in de Leidse Merenwijk. Daar staan in een cirkel rondom het Valkenpad lagere scholen, een gymzaal en een wijkcentrum. Hij doet een voorstel voor een ‘luchtig gebaar’ dat de gebouwen aan weerszijden van het pad zal verbinden. De menselijke maat, de plek zelf en de flatwijk rondom houdt hij bij het ontwerpen voor ogen.
Na een moeizaam traject van zeven jaar buurt-inspraakrondes, wisselingen van welstandscommissieleden met weer een nieuwe visie, architecten en stedenbouwkundigen die allemaal willen meebeslissen, wordt de opdracht definitief. Frans de Wit blijkt over een langere adem te beschikken dan wie dan ook. Het kenmerkt zijn houding om alleen in mogelijkheden te willen denken.
De vrolijk golvende gele boog die de ene met de andere kant verbindt, lijkt dan ook een visueel statement. Tien jaar na het verstrekken van de opdracht wordt de boog geplaatst. De 15 meter brede, ruim 7 meter hoge en circa 30 cm dikke boog is opgebouwd van aan elkaar gelaste holle dozen, die naar boven toe in dikte iets afnemen. De Wit merkt op: ‘Ik heb de elementen zoals de scholen en de flats bij elkaar opgeteld en me afgevraagd: kun je daar een ingreep op doen om het geheel helderder te maken? Ik heb steeds beweerd dat het beeld de school en de flats zou koppelen. Nu staat de boog er en het is ook zo. Als je het Valkenpad op rijdt, val je niet meer in een gat. De boog past daar.’
Bekijk het werk in het boek Frans de Wit Landmarks, pagina 75